Jozef van Arimathea en Maria van Magdala.

Jozef van Arimathea.
©: Anne de Vries.
Te spelen op paasmorgen.
(Zo mogelijk gekleed in een chique kleed; komt op bij het graf dat open is en onderzoekt dat eerst)

Ik geloof mijn eigen ogen niet, wat is hier gebeurd?
Wie…
(Draait zich om naar de kerkzaal)
En wat doet u hier allemaal? Hoe komt dit graf open?

Wacht, voordat u van alles roept, zal ik me eerst voorstellen.
Ik ben Jozef van Arimathea.
Dit is mijn graf.
Hier hebben we Jezus in gelegd en toen de steen ervoor gerold.
Gisteren ben ik weer even wezen kijken, maar ik kon er niet bij, want er zaten Romeinse soldaten, die het graf bewaakten en me wegjoegen. Waar zijn die nou? Wie heeft het graf open gemaakt?

U begrijpt ik ben hier erg van overstuur. Niet alleen omdat het mijn eigen graf is. Dat ook wel, het is raar om een ander in je eigen graf te leggen, maar ja, Jezus had zelf geen graf. En niemand had gedacht, dat Hij zo gauw zou sterven.
Het was vreselijk om mee te maken. Eerst hield ik me wat afzijdig, hoewel ik Jezus heel graag mocht. Bijna was ik zijn leerling geworden. Maar Hij vroeg me al mijn geld weg te geven aan de armen en Hem te volgen. Ik wilde Hem juist dienen met mijn geld en kon er eigenlijk geen afstand van doen. Wat zouden mensen ervan zeggen? Ik ben volgens iedereen een perfecte Jood, dus dat zou een hoop opschudding geven.

Toen Hij gekruisigd werd, stond ik in de menigte en zag Hem lijden, hoorde Hem spreken, maakte de diepe duisternis mee, dat was ontzettend. Ik begreep steeds meer, dat niet Jezus daar hoorde te hangen, maar alle schurken van de wereld, alle slechte mensen, alle mensen, die God niet willen gehoorzamen. Want Hij kwam van God, dat is zeker.
Toen ik dat bedacht had, bedacht ik – ikzelf wilde Hem ook niet volgen. Ik was net zo ongehoorzaam aan Gods wil als alle slechte mensen. Ik wist ineens: Hij hangt daar voor mij! Het was alsof ik door de grond ging. Ik keek met brandende ogen, hoe Hij leed en tenslotte stierf. Het gejoel van de mensen sneed me door het hart.
Het kon me ook niks meer schelen wat ze van me dachten. Toen Jezus dood was, heb ik samen met Nicodemus zijn lichaam van het kruis gehaald. We kregen toestemming Hem nog voor de sabbat te begraven. Mijn graf was het dichtste bij en nog nooit gebruikt, dus hebben we met een paar vrouwen Hem hierheen gebracht. Vandaag wilden we zijn lichaam verder verzorgen.
En nu kom ik hier en zie dat de soldaten weg zijn, de zegels verdwenen, de steen weggerold en dat het graf leeg is.
Wat is er gebeurd? Hebben de Romeinen Hem gestolen? Is er iets anders gebeurd?
Ik moet naar zijn volgelingen toe, misschien weten die iets. O wacht, wie is dat? Ah, Maria van Magdala, die ons geholpen heeft bij de begrafenis. Misschien weet jij iets?

Maria van Magdala.
Tekst: Anne de Vries.
Te spelen op paasmorgen.
(komt op, oosters gekleed, gaat naar Jozef toe)

Er is mij toch zoiets geweldigs overkomen. Jezus leeft, Hij is opgestaan, ik heb Hem zelf ontmoet!

Jozef: Opgestaan? Hoe bedoel je, weer levend geworden? Dat kan ik niet geloven. Hou me niet voor de gek, Maria!

Maria: Nee, het is echt zo!
Nadat we Jezus vrijdag begraven hadden, ben ik naar mijn gasthuis gegaan. Daar heb ik de hele sabbat gerouwd, ik ben niet buiten geweest, want al mijn hoop was verdwenen, al mijn vreugde weg.
Vanmorgen kon ik het niet langer uithouden. Ik ging terwijl het nog donker was naar het graf en zag dat de steen was weggerold. Toen ben ik haastig naar Petrus en Johannes gelopen. Ik dacht net als jij, dat anderen Jezus’ lichaam gestolen hadden en ergens anders heengebracht. Petrus en Johannes gingen direct mee naar het graf en vonden het leeg. De doeken lagen er wel, maar Jezus’ lichaam was weg. Ze begrepen er niets van en gingen naar huis terug.

Ik bleef bij het graf staan huilen. Ik voelde me heel verdrietig omdat ze nu ook nog zijn lichaam van me weggenomen hadden. Jezus betekende heel veel voor mij. Ik was vroeger een slechte vrouw, bezeten door demonen. Ik leefde als hoer om geld te verdienen en had niemand die om me gaf. Toen kwam Jezus, die velen genas. Ook ik ging naar Hem toe, met een vage hoop, dat Hij me misschien kon bevrijden, maar ook met angst. Wat moet een rabbi met een hoer, die bezeten is?
Hij zag me aan en gebood de demonen uit mij weg te gaan. Het was alsof de duisternis en vuilheid van mijn leven afgetrokken werd. Ik was een ander mens geworden door Jezus. Hij gaf mij een nieuw leven, zelfrespect, een nieuwe toekomst. Je kunt je niet voorstellen hoe geweldig dat is!
Sindsdien heb ik Jezus gevolgd, zelfs tot aan zijn kruisiging. Ik kon Hem niet loslaten, die zoveel voor mij gedaan had en wilde tot in het duister¬ste uur bij Hem blijven.
Toen hebben we Hem begraven, daar was jij bij.

Maar toen ik vanmorgen zo alleen stond te huilen nadat de anderen waren weggegaan, keek ik nog een keer naar binnen en zag ineens twee mannen in witte kleren zitten op de plaats waar Jezus gelegen had, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde. Het waren engelen van God, maar ik begreep dat niet.
Ze zeiden: Vrouw waarom huil je? Ik zei: Ze hebben Jezus weggenomen en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd.
Toen draaide ik me om omdat ik iets achter me hoorde en zag daar een derde man staan. Hij zei tegen mij: Vrouw, waarom huil je en wie zoek je? Ik dacht dat het de tuinman van de graftuin was en zei: Meneer als U Hem hebt weggedragen, vertel me waar u Hem neergelegd hebt, dan zal ik Hem terughalen.
Ik draaide mij alweer om naar het graf, toen die man maar 1 woord tegen mij zei: Maria!
Dat was de tuinman niet! Zo sprak alleen Jezus, dat was de stem van Jezus! Hij noemde mij bij mijn eigen naam, zoals altijd met liefde en respect. Ik draaide mij om, greep Hem vast en riep: Rabboeni, Meester! Hij was het zelf, levend en wel, met dezelfde liefde en kracht als eerder. Hij was uit de dood opgestaan.

Weer veranderde alles voor me, maar nu voorgoed. Jezus zei, dat ik Hem niet vast mocht houden, omdat hij naar de hemel zou gaan. Maar ik moest naar de broeders gaan om het hun te vertellen. En zo kom ik het jou ook vertellen Jozef, en u allemaal.

Jozef: Ik vind het onbegrijpelijk en geweldig. Ik geloof je woorden en hoop Hem weer te ontmoeten. Ook mijn leven verandert hierdoor definitief. Dit moet iedereen weten.

Maria: Zo is het. Jezus Christus is opgestaan uit de dood en leeft voor eeuwig. Hij is de Meester, die ieder mens vergeving, bevrijding en eeuwig leven geeft. Hij is ook de Messias van God voor wie elke knie zich zal buigen.
Gezegend is ieder, die Jezus als Meester belijdt. Amen.