Dat ik daarmee begin, is misschien verrassend. Want je zou eerder aan de doop denken als startpunt van eenheid. Toch zijn er dwingende redenen om zo te starten. De meeste daarvan vindt u in het boekje, dat br. Jannes Reiling vele jaren geleden schreef: ‘Gemeenschap der heiligen’ (vele oude Baptisten hebben het in de boekenkast staan voor wie het zou willen lezen).
Ik vind daar veel zaken in, die nog niets aan actualiteit hebben verloren. In elk geval, hij is één van mijn (belangrijkste) leermeesters geweest en ik heb zijn wijze van denken in dezen altijd verhelderend gevonden.

Wij zijn het erover eens, dat de gemeente van Christus bestaat uit gelovigen. Dat is iets wat uit de Schrift op ons af komt (zie o.a. Handelingen 2:40-47) , en niet een stokpaardje van Baptisten. De gemeenschap van gelovigen vormt het Lichaam van Christus, niet alleen over de hele wereld, maar ook in de plaatselijke gemeente. Die gemeenschap bestaat uit volgelingen van Jezus, die op een persoonlijke (en vaak unieke) wijze de roepstem van God in Zijn Zoon hebben gehoord door de Schrift en de Geest en daar ook zelfstandig antwoord op hebben gegeven.

Het onderscheid Baptisten van andere kerken en opvattingen. Als voorbeeld: de klassieke leer van de kinderdopende kerken zegt, dat je al tot de kerk kunt behoren zonder je persoonlijk geroepen te weten door Christus en zonder daar een persoonlijk geloofsantwoord op te geven. In de tijd van de reformatie (16e eeuw) heeft het debat al gewoed. Luther was van mening, dat hij graag een ‘kerkje’ van mensen met een persoonlijke geloofsovertuiging in de kerk wilde stichten, maar hij vond de situatie in die tijd niet geschikt om een zo rigoureuze verandering in te voeren. De Anabaptisten (de stroming rondom Zwingli, waar de historische wortels van de doperse beweging beginnen) wilden die route juist wel volgen; het leverde een felle strijd op in theologische zin, maar ook fysiek. Velen werden martelaar om die overtuiging.

Het betekent dus wel iets! Je kunt bij ons geen lid van de gemeente worden, als je niet gelooft. Nog wat scherper, als je geen persoonlijk geloof in Jezus stelt als redder, verlosser en Heer (Meester) van je leven. Deze formulering vooronderstelt weer een heleboel Bijbelse geloofsleer, maar dat laat ik nu even geworden. Het gaat mij er om, dat mensen niet uit traditie of op grond van geloof van anderen of op grond van andersoortige redenen (politieke bijvoorbeeld) deel uit maken van de gemeente van Christus, zoals beschreven en voorgeschreven in het Nieuwe Testament.

Grenzen.
Waar liggen de grenzen van die gemeente? Horen gelovige vrienden er ook bij? Ja en nee.
Ja, wanneer het gaat om de wereldwijde gemeenschap van Jezus-volgelingen, waar ook de plaatselijke gemeente deel van uit maakt. Meestal vallen vrienden onder het pastoraat van de gemeente, ze doen mee in het werk van de gemeente en in de ervaring van het gemeenschappelijk geloof, we beleven samen met hen de band van Gods Geest en meestal is er ook een (gedeeltelijke) vrijheid om avondmaal mee te vieren. Nee, wanneer het gaat om de plaatselijke gemeente en de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken daarin.

In voetbaltermen – verantwoordelijk voor het plaatselijke spel is, wie binnen de krijtlijnen wil komen meedoen. De gemeenschap van het geloof beleef je het meest volledig als leden van de gemeente. Het is lastig en soms verdrietig dat andere kerktradities (en soms ook onze eigen menselijke spelregels) daar hindernissen veroorzaakt hebben en nog wel veroorzaken.
Overigens doet dat niks af aan de centrale gedachte: Mensen die deel uit maken van de plaatselijke gemeente van Christus, moeten gelovigen zijn; niet in vage, algemene zin, niet ‘religieus’, maar heel precies: hartgrondige volgelingen van Jezus Christus als Zoon van God en Heer over hun leven.

Anne de Vries | 27-06-2006 | 21:19