Episode 3
David en zijn kinderen.
Bijbellezing Psalm 25:1-10
Toneel: Alleen voorlezer. Ligbank voor koning David, een vrouwelijke helpster. Verdere spelers: Batseba en Nathan en eventueel Benaja.
Inleidende muziek.
Voorlezer: David is oud geworden. Nog steeds is hij koning in Jeruzalem. Maar de geschiedenis van zijn huis is er een van geweld, moord en doodslag. De voorspelling van Nathan komt uit. Het kwaad van David zelf heeft gevolgen voor zijn nageslacht. Zoals in de bittere geschiedenis met Absalom, zijn meest geliefde zoon.
Muziek.
Voorlezer: Absalom had een bittere haat tegen zijn halfbroer Amnon en die haat was begrijpelijk. Want Amnon had Absoloms zuster Tamar (op wie hij verliefd was) met valse voorwendsels naar zijn huis laten komen. Toen vergreep hij zich aan haar. Ze verzette zich hevig.
(Stem van een vrouw: Nee, Amnon, rand me niet aan! Laat dat! Zoiets schandelijks doe je in Israël niet! Houd je handen thuis! Ik zou me nergens meer kunnen vertonen en over jou zou men in heel Israël schande spreken. Praat toch met de koning, ik weet zeker dat hij me jou niet zal weigeren.’)
Dramatische muziek.
Voorlezer: Maar Amnon wilde niet naar haar luisteren. Hij overweldigde haar en verkrachtte haar. Daarna overviel Amnon een grondige afkeer van haar. Ja, de afkeer die hij van haar kreeg, overtrof de liefde die hij eerst voor haar voelde. Hij stuurde haar in schande weg en liet de deur achter haar sluiten. Absolom hoorde van deze verschrikkelijke misdaad, en nam zijn zuster in huis. Koning David werd erg kwaad toen hij de hele geschiedenis hoorde. En Absalom haatte Amnon omdat die zijn zuster Tamar had aangerand, maar hij liet het hem niet merken.
Treurige muziek
Voorlezer: Twee jaar later had Absalom schaapscheerders aan het werk in Baäl-Chasor bij Efron. Hij kreeg het voor elkaar dat alle prinsen, ook Amnon, bij het schaapscheerderfeest aanwezig waren. Toen Amnon dronken raakte van de wijn, beval Absolom zijn dienaren om hem te doden – en dat deden ze. De overige prinsen vluchtten in paniek terug naar Jeruzalem en Absolom vluchtte naar Gesur. David verlangde ernaar tegen Absolom ten strijde te trekken, want hij was vol verdriet over de dood van Amnon. Het was de basis voor de strijd die later tussen Absolom en David ontbrandde.
Muziek en beelden van oorlog.
Voorlezer: David moest tijdens de latere opstand van Absolom uit Jeruzalem vluchtten, Absalom leek de overwinning te boeken, maar in de strijd aan de overkant van de Jordaan werd hij door Joab persoonlijk gedood. En David keerde uiterlijk in vreugde maar innerlijk in rouw terug naar Jeruzalem.
Muziek.
Voorlezer: Daarmee was het nog niet afgelopen. Wie zou hem opvolgen? De jongere broer van Absolom, Adonia? Want intussen liep Adonia, de zoon van David en Chaggit, in zijn overmoed rond met de gedachte: ‘Ik zal koning worden.’ Daarom schafte hij wagens met ruiters aan en nam vijftig mannen in dienst die hem moesten begeleiden. Hij zorgde voor belangrijke medestanders en kreeg grote politieke macht.
Toen greep Nathan in. Hij zei tegen Batseba:
Toneel: Nathan en Batseba verschijnen.
Nathan: ‘Is het u bekend dat Chaggits zoon Adonia koning is geworden zonder dat koning David van iets weet? Als u uw eigen leven en dat van uw zoon Salomo veilig wilt stellen, laat mij u dan een goede raad geven. Maak uw opwachting bij koning David en zeg tegen hem: Majesteit, hebt u mij niet gezworen dat mijn zoon Salomo u als koning zou opvolgen en op uw troon zou plaatsnemen? Hoe kan Adonia dan koning zijn geworden? Terwijl u nog met de koning in gesprek bent, zal ik binnenkomen en uw woorden aanvullen.’
Toneel: Nathan en Batseba gaan af, koning David komt op zijn rustbed te zitten
Voorlezer: Zo deed Batseba.
Toneel: Batseba komt weer op.
Batseba: Majesteit, indertijd hebt u mij bij de Heer, uw God, gezworen dat mijn zoon Salomo u zou opvolgen en op uw troon zou plaatsnemen. Maar wat blijkt? Adonia is koning geworden terwijl u, de koning, van niets weet! Adonia heeft een offerfeest gegeven, een groot aantal runderen, gemeste kalveren, schapen en geiten geslacht en niet alleen alle prinsen uitgenodigd maar ook de priester Abjatar en de legeraanvoerder Joab. Uw zoon Salomo echter heeft geen uitnodiging gekregen. Daarom, mijn heer de koning, zijn alle ogen in Israël op u gericht; op u rust de plicht bekend te maken, wie op uw troon zal plaatsnemen en u als koning zal opvolgen. Anders worden ik en mijn zoon Salomo na uw dood beschuldigd van hoogverraad.’
Voorlezer: Ze was nog met de koning in gesprek toen de profeet Nathan zijn opwachting maakte. Hij bevestigde de woorden van Batseba en vroeg hem:
Nathan: Mijn heer de koning, als dit met uw instemming is gebeurd, waarom hebt u mij dan niet willen meedelen, wie op uw troon zou plaatsnemen en u als koning zou opvolgen?’
Toneel: David komt overeind.
David: ‘Bij de levende Heer die mij heeft gered uit alle moeilijkheden, eens heb ik u in naam van de Heer, de God van Israël, gezworen dat uw zoon Salomo mij als koning zou opvolgen en op mijn troon zou plaatsnemen. Vandaag zal ik die eed nakomen!’
Toneel: Batseba maakt een diepe buiging.
David: ‘Roep nu Benaja, de zoon van Jojada.’
Toneel: De 3 mannen komen binnen.
David: ‘Verzamel mijn hofdienaren, zet mijn zoon Salomo op mijn eigen muildier en begeleid hem naar de Gichonbron in het dal. Daar moeten de priester Sadok en de profeet Natan hem tot koning over Israël zalven. Blaas vervolgens op de ramshoorn en roep: Leve koning Salomo! Ga dan achter hem aan de stad weer in. Hier teruggekomen moet hij plaatsnemen op mijn troon. Hij is het die mij als koning zal opvolgen. Hem heb ik aangewezen om vorst te zijn over Israël en Juda.’
Benaja: ‘Het zal gebeuren, majesteit! Moge ook de Heer, uw God, uw woorden bekrachtigen. Ik hoop dat hij Salomo zal bijstaan zoals hij u altijd heeft bijgestaan en dat hij Salomo’s heerschappij nog machtiger zal maken dan die van u, koning David.’
Voorlezer: Toen vertrok de profeet Natan, samen met Benaja, de zoon van Jojada, en de lijfwacht van Keretieten en Peletieten. Ze zetten Salomo op koning Davids eigen muildier en begeleidden hem naar de Gichonbron. Uit de verbondstent had de priester Sadok de hoorn met olijfolie gehaald en daarmee zalfde hij Salomo. Toen bliezen ze op de ramshoorn en heel het volk riep: ‘Leve koning Salomo!’ Achter hem aan ging iedereen terug de stad in. Ze speelden op schalmeien en juichten van blijdschap, de aarde dreunde ervan.
Beelden en geluiden.
Voorlezer: Adonia en zijn feestgangers hoorden zelfs op grote afstand dit geluid en toen ze de betekenis ervan te horen kregen, sloeg hen allen de schrik om het hart. Adonia zelf ging uit angst voor Salomo onmiddellijk naar de verbondstent en greep daar een van de hoeken van het altaar vast. Aan koning Salomo werd gemeld: ‘Adonia is bang voor u. Hij heeft een van de hoeken van het altaar vastgegrepen en uitgeroepen: Laat koning Salomo mij eerst zweren dat hij mij niet zal terechtstellen!’ Salomo sprak: ‘Als blijkt dat hij mij trouw is, zal hem geen haar worden gekrenkt, maar mocht ik ontdekken dat hij kwaad in de zin heeft, dan is hij ten dode opgeschreven!’ Toen liet de koning hem van het altaar weghalen. Hij ging naar koning Salomo en bracht hem hulde. Salomo zei tegen hem: ‘Ga naar huis.’
Muziek.
Voorlezer: Zo eindigde het koningschap van David niet met geweld maar met de opvolging door Salomo, de vrede koning, de lieveling van de Heer, de bouwer van de grote tempel in Jeruzalem en de voorloper van de latere grote Zoon uit Davids geslacht: Jezus Christus, Zoon van God en zoon van David.
Epiloog:
Politiek is een gevaarlijk bedrijf. De honger naar macht en aanzien is ook aan prinsen niet vreemd, net zoals aan gewone mensen. Het zorgde ervoor dat het huis van David vele bittere momenten meemaakte. Het schandelijke gedrag van Amnon en de begrijpelijke maar volstrekt verkeerde reactie van Absolom, de strijd later tussen vader en zoon – het bewijst allemaal, dat het kwaad de neiging heeft zich voort te zetten. Uit het ene kwaad komt het andere kwaad voort.
Wij zijn als mensen vaak onmachtig om deze keten van haat, geweld en dood te doorbreken. Zelfs op kleine schal in een mensenhart, zelf wanneer het niet tot werkelijk geweld komt, zijn wij allemaal wel degelijk vatbaar voor deze aandriften. Wij zijn zondaars – ook als gelovigen. En we moeten waakzaam zijn tegen de vermenigvuldiging van de zonde in ons eigen leven.
Maar uiteindelijk overwint God het kwade door het goede. Niet een op macht beluste prins wordt de opvolger van David, maar Salomo, die dicht bij God leeft.
God is in staat in de bitterste geschiedenis van een leven of een gezin een vrede te beginnen. Elke generatie, ieder mens heeft de kans om met God verzoend te worden en vrede met zichzelf te ontvangen.
Ook wij, mensen van vandaag – als we de route van David volgen, die uiteindelijk met zijn zonden bij God kwam, ze beleed en vergeving vond.
Dat mogen wij ook. Een nieuwe praktijk van leven begint, waar mensen met Christus onderweg gaan – tot zegen van henzelf, hun gezin en familie en de wereld waarin we leven.