Episode 2:
David en Nathan.

Bijbellezing Psalm 51
Opzet: Muziek, beelden, verteller, Toneel met David, Uria, boodschapper en Nathan.

Inleidende muziek.
Voorlezer: Saul is door zijn eigen keuzes op een doodlopende weg gekomen en ziet uiteindelijk maar 1 uitweg – hij maakt zelf een eind aan zijn leven om niet verslagen te worden door de Filistijnen.
David heeft na verloop van tijd Saul opgevolgd als koning en heeft de Filistijnen en vrijwel al zijn verdere vijanden verslagen. Hij regeert vanuit het paleis in Jeruzalem over de 12 stammen. Het leger van Israël is oppermachtig en wordt aangevoerd door briljante leiders. David is niet meer nodig op het slagveld.
Muziek.
Voorlezer: Bij het aanbreken van het voorjaar, de tijd waarop koningen gewoonlijk ten strijde trekken, stuurde David heel Israël eropuit onder leiding van Joab en zijn officieren. Ze zaaiden dood en verderf onder de Ammonieten en sloegen het beleg om Rabba. Zelf bleef David in Jeruzalem.
Muziek / beelden van oorlog, overgaand in rustiger muziek.
Voorlezer: Op een keer, het liep tegen de avond, stond David op van zijn rustbed voor een wandeling op het dakterras van zijn paleis. Vanaf het dakterras zag hij een vrouw die aan het baden was, en die vrouw was heel mooi.
Beeld: Een decent(!) plaatje (Rembrandt?) van de badende Batseba.
Voorlezer: Hij liet uitzoeken wie ze was en kreeg te horen: ‘Het is Batseba, de dochter van Eliam en de vrouw van de Hethiet Uria.’ Door enkele hofdienaren liet hij haar halen en toen ze bij hem was gekomen, had hij gemeenschap met haar, terwijl ze pas ongesteld was geweest. Toen keerde ze naar huis terug. Ze werd zwanger en stelde David daarvan in kennis. Daarop liet David aan Joab het bevel overbrengen hem de Hethiet Uria te sturen, en Joab volgde dat bevel op.
Toneel: David op de troon ontvangt Uria.
David: Gegroet Uria! Vertel me – hoe gaat het met mijn aanvoerder Joab en met mijn soldaten?
Uria: Met Joab gaat alles goed, de belegering van Rabba verloopt voorspoedig heer.
Voorlezer: Ze spraken nog een tijdje met elkaar. Daarna zei David tegen Uria:
David: ‘Ga naar huis en rust wat uit bij je vrouw,’
Toneel: Uria en David in het donker, alleen voorlezer zichtbaar
Voorlezer: Toen Uria het paleis verliet, liet David hem een vorstelijk maal achterna brengen. Maar in plaats van naar huis te gaan, legde Uria zich te slapen bij het personeel van de koning in het poortgebouw van het paleis.
Muziek. Toneel: David en Uria weer in het licht.
Voorlezer: Toen aan David werd gemeld dat Uria niet naar huis was gegaan, vroeg David hem:
David: ‘Waarom bent u niet naar huis gegaan? U hebt toch net een lange reis achter de rug?’
Uria: ‘De verbondskist en het leger van Israël en Juda zijn ondergebracht in tenten en mijn commandant Joab en zijn officieren hebben hun kamp in het open veld. Zou ik dan naar huis gaan om te eten en te drinken en om bij mijn vrouw te slapen? Zo waar als u leeft, dat doe ik nooit!’
David: ‘Blijf vandaag nog hier dan laat ik u morgen gaan.’
Toneel: donker, alleen voorlezer is het licht.
Voorlezer: Die dag bleef Uria dus nog in Jeruzalem. De volgende morgen nodigde David hem bij zich aan tafel en voerde hem dronken.
Beelden en muziek!
Voorlezer: Maar ‘avonds zocht Uria weer zijn slaapplaats op bij het personeel van de koning. Naar huis gaan deed hij niet.
Muziek – kort.
Voorlezer: De volgende morgen schreef David aan Joab een brief en liet die door Uria bezorgen. De inhoud van die brief luidde: ‘Zet Uria in op een vooruitgeschoven post waar het hard zal toegaan en ontneem hem de dekking in de rug. Dan wordt hij geraakt en vindt hij de dood.’ Bij de stormloop op de stad zette Joab Uria dus in op een plaats waarvan hij wist dat de vijand er een sterke verdediging had. Toen de bewoners van de stad een uitval deden en met Joab slaags raakten, sneuvelde een aantal van Davids soldaten en officieren en ook de Hethiet Uria vond de dood.
Beelden en geluiden.
Voorlezer: Joab liet aan David verslag uitbrengen van het verloop van het gevecht en gaf de boodschapper de volgende opdracht: ‘Vertel de koning eerst van begin tot eind het verloop van het gevecht. De koning zal wel boos worden en vragen: Waarom hebben jullie je in het gevecht zo dicht bij de stad gewaagd? Jullie konden toch weten dat ze vanaf de stadsmuur zouden schieten! Wie heeft indertijd Abimelek, de zoon van Jerubbaäl, dodelijk getroffen? Heeft niet een vrouw hem vanaf de stadsmuur van Tebes met een molensteen kunnen doodgooien? Waarom zijn jullie de muur dan zo dicht genaderd? Dan zul je antwoorden: Ook uw dienaar Uria, de Hethiet, heeft de dood gevonden.’
De boodschapper ging op weg en bij David gekomen, meldde hij alles wat Joab hem had opgedragen. Hij zei tegen David:
Boodschapper: ‘Majesteit, op een gegeven ogenblik kregen de Ammonieten de overhand. Ze deden in het open veld een uitval tegen ons. Wij dreven ze terug tot de ingang van de poort, maar toen kwamen wij onder schot van de boogschutters op de muur en sneuvelden enkelen van uw soldaten. Ook uw dienaar Uria, de Hethiet, heeft de dood gevonden.’
David: ‘Spreek Joab als volgt moed in, trek u dit vooral niet aan. Oorlog voeren kost mensenlevens, hoe dan ook. Voer een nog krachtiger aanval op de stad uit en maak haar met de grond gelijk.’
Muziek en beelden.
Voorlezer: Toen de vrouw van Uria het bericht kreeg dat haar man dood was, ging zij in de rouw. Na beëindiging van de rouwtijd liet David haar in zijn paleis wonen. Ze werd zijn vrouw en schonk hem een zoon. Maar de Heer keurde af wat David had gedaan.
Muziek en beelden(?).
Voorlezer: Daarom stuurde de Heer Nathan, de profeet, naar David.
Toneel: David zit op de troon en Nathan komt bij hem.
Nathan: Majesteit, ik wil u het volgende vertellen:
Er waren twee mannen in dezelfde stad; de ene was rijk, de andere arm. De rijke had schapen, geiten en koeien in overvloed, maar de arme bezat niets anders dan één enkel lammetje dat hij gekocht had. Hij had het opgefokt en het groeide bij hem op, samen met zijn kinderen. Het at van zijn bord, het dronk uit zijn beker en het lag bij hem op schoot, ja, het betekende voor hem evenveel als een dochter. Op een keer kreeg de rijke bezoek, maar hij kon het niet over zijn hart verkrijgen een van zijn eigen schapen, geiten of koeien klaar te maken voor zijn gast. Daarom nam hij het lam van de arme en maakte dat voor zijn bezoeker klaar.’
David (woedend): ‘Bij de levende Heer, de man die dat heeft durven doen verdient de doodstraf, en omdat hij zo meedogenloos heeft gehandeld, zal hij het lam viervoudig moeten vergoeden.’
Nathan (met nadruk!): ‘Die man bent u. Dit zegt de Heer, de God van Israël: Ik heb je gezalfd tot koning van Israël en je gered uit de greep van Saul. Zijn personeel en zijn bezit heb ik aan jou overgedragen, zijn vrouwen heb ik je in de armen gelegd en Israël zowel als Juda heb ik onder jouw bestuur gebracht. En als dat te weinig was, zou ik je er van alles bij kunnen geven! 9 Waarom heb je dan mijn woorden in de wind geslagen en gedaan wat in strijd is met mijn wil? Je hebt de Hethiet Uria gedood; je hebt zijn vrouw genomen en hem omgebracht in de strijd tegen de Ammonieten. Daarom zal er in jouw koningshuis altijd moord en doodslag voorkomen, want jij hebt mij aan de kant gezet, de Hethiet Uria zijn vrouw afgenomen en haar je vrouw gemaakt. Ik, de Heer, zeg je dit: Je eigen familie wordt een bron van rampen voor je. Je zult moeten aanzien dat ik jou je vrouwen afneem en hen aan een ander geef, die hier op klaarlichte dag bij hen zal slapen. Jij hebt in het diepste geheim gehandeld, maar ik zal deze bedreiging uitvoeren ten aanschouwen van heel Israël en in het volle daglicht.’
David: ‘Ik heb tegen de Heer gezondigd.’
Nathan: ‘De Heer vergeeft uw zonde, u zult niet sterven. Maar omdat u door deze daad de Heer diep hebt beledigd, moet wel uw pasgeboren kind sterven.’
Treurmuziek – blijft op de achtergrond terwijl de voorlezer leest.
Voorlezer: Toen ging Nathan naar huis en de Heer trof het kind van David en van Uria’s vrouw met een ernstige ziekte. David bad God voor het kind; hij vastte streng en in zijn slaapkamer bracht hij de nachten liggend op de grond door. De oudste hofdienaren drongen er bij hem op aan dat hij van de grond zou opstaan, maar hij weigerde en wilde niet met hen eten.
Muziek en beelden.
Voorlezer: Zeven dagen later stierf het kind. De hofdienaren zagen er tegenop, David het overlijden van zijn kind mee te delen. Ze dachten: ‘Toen het kind nog in leven was, wilde hij al niet naar ons luisteren. Wat moeten we nu? Als we hem vertellen dat het kind is overleden, begaat hij nog een ongeluk.’ Toen David zijn hofdienaren met elkaar zag fluisteren, begreep hij dat zijn kind was gestorven. ‘Is mijn kind dood?’ vroeg hij hun. ‘Ja, het is dood,’ antwoordden zij. David stond van de grond op; hij nam een bad, wreef zich in met olijfolie en trok andere kleren aan. Toen ging hij het heiligdom van de Heer binnen en boog zich daar neer. Terug in zijn paleis vroeg hij om eten; ze zetten hem een maaltijd voor en hij at. ‘Waarom doet u zo?’ vroegen zijn hofdienaren. ‘Toen het kind nog leefde, vastte u en stortte u tranen, maar zodra het dood was, stond u van de grond op en ging u eten.’
David (tegen het publiek): ‘Zolang het kind in leven was, heb ik gevast en tranen gestort omdat ik dacht: Misschien is de Heer met me begaan en blijft het kind leven. Maar nu is het dood. Waarom zou ik dan nog langer vasten? Kan ik het soms terughalen? Ik ben wel op weg naar hem, maar hij keert niet terug naar mij.’
Muziek – overgang naar welluidende muziek.
Voorlezer: Toen ging David zijn vrouw Batseba troosten en had gemeenschap met haar. Ze bracht een zoon ter wereld en hij noemde hem Salomo. De Heer hield van het kind en hij gaf de profeet Nathan opdracht hem Jedidja te noemen: Lieveling van de Heer.

Epiloog:
Wat een verschil met de David die Goliath versloeg! Daar is hij de man die op God vertrouwt en zijn land bevrijdt. Hier is hij de man, die een gruwelijke moord op zijn geweten heeft, allemaal om zijn overspel te verdoezelen.
Fouten die mensen maken worden vaak gevolgd door nog meer fouten – het kwaad vermeerdert zich, uit de ene zonde komt de volgende voort; het gaat werkelijk van kwaad tot erger.
De bijbel is glashelder in het beschrijven van de duistere kanten van mensen – ook van gelovigen zoals David. De bijbel beschrijft ook ons – onze heimelijke zonden, die we soms met nog meer zonden proberen af te dekken, totdat we hopeloos vastzitten.
Dan spreekt God tot ons – door de bijbel, zoals de profeet Nathan tot David sprak. En Gods woord laat ons onverbiddelijk onszelf zien. Niet met de bedoeling om ons te verpletteren, maar om de waarheid. Want alleen de waarheid maakt vrij.
En dan is er kans op berouw – zoals bij David. Daarin kun je zien, dat hij wel degelijk een man naar Gods hart was – omdat hij oprecht berouw had over zijn gruwelijke daden. En hij ontvangt vergeving van God, maar deze zonde is wel en zaak van leven of dood en zo verliest David het kind.
Wij kunnen niet altijd begrijpen waarom God zoiets doet. Maar dit is wel duidelijk: Zonde is dodelijk en heeft dodelijke gevolgen! Daarom moet ieder mens in berouw naar God gaan om vergeving te ontvangen voor alle zonde.

Het wonder van deze geschiedenis is, dat God zijn werk voortzet met David en Batseba; Ze krijgen opnieuw een kind – Salomo – koning van de vrede, voorloper van de grote Koning die God uiteindelijk aan Israël en de wereld zal geven.
Het kind heet ook Jedidja – lieveling van de Heer.
Zo heet ieder mens, die berouw heeft over de zonden en vergeven is door God!