Achtergrond Jona 1
Naam: Jona Ben Amittai. Jona = duif; Amittai = de Heer is trouw.
Zie Hosea 7:11, waarin God zijn volk vergelijkt met een duif die zich laat verleiden zonder verstand; ze wordt geroepen naar Egypte maar vliegt naar Assyrië. Met de naamgeving maakt de verteller bekend, dat de profeet een fladdergeest is, maar wel zoon van Gods trouw.

Verwijsplaatsen: 2 Koningen 14:15 en een aantal verwijzingen van Jezus over het teken van Jona – de drie dagen in de buik van het monster.

Tijdsachtergronden: ongeveer 800 vC. Jona leefde voor of tijdens de regering van Jerobeam II, de zoon van Joas, koning van Israël (10 – stammen rijk) In de tijd van zijn vader Joas was Israël militair machtig over Juda, veroverde zelfs Jeruzalem, roofde de tempelschatten en brak de noordmuur over een afstand van 200 meter open als bewijs van hun macht. Jerobeam zelf regeerde 41 jaar en behaalde overwinningen op Damascus en Hamat, omdat God nog niet had besloten Israël weg te vagen vanwege hun afgoderij, die onverminderd doorging. Juda werd in die dagen geregeerd door vrome koningen, maar was militair en politiek de mindere van Israël. Dus aan de ene kant was er een politiek machtig rijk, dat goddeloos was en waarboven de dreiging hing van totale verwoesting (angst van Jona) en anderzijds een veel godvrezender rijk, dat min of meer machteloos was. Een moeilijke situatie voor een profeet in eigen land, zeker als hij ook nog militaire voorspoed moet voorspellen! Israël verkeerde overigens wel in ellendige toestand omdat er niemand was die hen hielp – ze waren met iedereen in oorlog. Jona is al in zijn eerder profetisch handelen oordeelsprofeet voor de heidenen!

Achtergrond Nineve: Hoofdstad van het rijk van de Assyriërs. Hun kwaad is niet langer te verdragen in Gods ogen.

Reis van Jona: Vanuit Gat-Hachefer in midden – Galilea (dichtbij de berg Tabor) via Megiddo naar Jafo (Jaffa, Joppe, havenstad over de grens van Israël en in het land van de Filistijnen) en dan naar Tarsis (Volgens OLB Tartessus, een Griekse kolonie in Spanje, volgens GNB een kolonie van Fenicië, plaats onzeker, in Spanje of Noord-Afrika) over zee – in elk geval tegengesteld aan de hem opgedragen richting. Tarsis wordt 3 x genoemd in vers 3! De Tarsis schepen zijn handelsschepen voor de grote vaart en leveren talrijke exotische producten. Het gaat om een langdurige reis (schatting 1 jaar!) die tevens kostbaar is – Elia werd door God verzorgd, maar de ongehoorzame profeet Jona heeft er zelf voor moeten dokken! Er wordt zelfs de suggestie gewekt, dat hij de hele prijs voor het schip heeft moeten betalen! In elk geval daalt hij voortdurend af: Van het bergland naar de kust, op het schip, in het ruim van het schip, in de zee en tenslotte in de buik van het zeemonster!

Motieven van Jona: Niet dat hij het te zwaar vond; niet dat hij opzag tegen de reis en de gevaren en wellicht de tegenstand, maar dat hij vreesde dat de heidense stad zich wel zou bekeren en Israël niet, zodat het de vloek voor Israël zou verzwaren! Jona vlucht om zich te onttrekken aan de dienst aan de Here, niet om buiten zijn bereik te raken. Overigens vindt sinds Bileam profetie alleen plaats binnen het land Israel; misschien verwachtte Jona wel nu verschoond te blijven van Goddelijke boodschappen en opdrachten.

Humor! God zegt: Sta op en ga naar Nineve en Jona staat op … en gaat naar Tarsis!

Vertelsituatie van Jona 1: Jona heeft net aangemonsterd op een schip, dat hem in staat stelt weg te vluchten voor God zelf. De stad zelf is wellicht bij hem onbekend en ook onbelangrijk. Hij heeft nog even tijd voordat het schip wegvaart, want het is nog laag water (blik in het doopvont!) Hij zit bij een haven kroeg en vertelt zijn verhaal.
De vraag bij de luisteraar is: Wat zal er van hem terecht komen?
Jona hoopt hen niet weer te zien! (zeggen tegen publiek).

Jona is een bergbewoner; de zee is de dood!

Achtergrond Jona 2:

NB voor Jona drama 2 – hij wordt op woensdag overboord gegooid en opgeslokt en op zondagmorgen aan land gespuwd – door Jona laten navragen!
NB Het oordeel over Jona bewerkt de bekering van de heidenen! Is dat te verwerken? Ik weet niet hoe!

NB verwijzingen naar Psalm 139 – waar zou ik heen vluchten?
Humor: Jona slaapt tijdens de storm; degene die de storm veroorzaakt doet niks en de anderen (onschuldigen) doen er alles aan om te overleven.

Jona heeft de zeelui verteld, dat hij vlucht voor zijn God en is daarna gaan slapen, waarschijnlijk terwijl alles nog rustig was. Hij maakt het uitbreken van de storm niet mee – dat vertellen hem de zeelui, denk ik. Ze schreeuwden elk tot hun god – zeelui uit allerlei landen!

NB let op het gooien – God gooit een storm op het meer, de zeelui gooien hun lading (vaten, kruiken, tonnen enzovoort) overboord, ze gooien het lot en ze gooien Jona overboord. Zoveel te lichter het schip is, zoveel te minder water komt er overheen en zoveel te veiliger is de stranding.
Er zit een doodssymboliek in het afdalen en zich neerleggen in het binnenste van het schip – Jona is op weg naar de dood; eerst komt de diepste slaap, snurken, bijna in coma, voorstadium van de dood.

Wanneer de schipper Jona roept, zijn de religieuze en nautische mogelijkheden van de bemanning uitgeput. Wat overblijft is wellicht de passagier en zijn religie!
Jona bidt niet tot God! Hij is nog steeds op de vlucht.
De manier van lot werpen is onbekend.
Jona beantwoordt niet de vraag naar zijn opdracht, alleen naar zijn herkomst. En hij noemt de naam van God van de hemel, die zee en land (deze volgorde!) gemaakt heeft: Het schip bevindt zich op Gods terrein! God is niet beperkt tot Israël, of tot het land, maar beheerst ook de zee.
Jona zegt God te vrezen, maar doet geen boete, belijdt geen zonde, heeft nog steeds zijn hoofd van God afgewend.
In zijn trots en onwil zich tot God te keren brengt Jona de heidenen ertoe zich tot God te keren. Ze bidden tot God om vrijspraak voor hun daad. Ze belijden de oppermacht van God. Ze willen geen onschuldig bloed aan hun handen hebben – zie later de verwijzing naar de onschuldigen in Nineve, waarvan Jona wel het onschuldig bloed wilde laten vloeien!
De zeelui citeren zo ongeveer Psalm 115:3 – wat God wil, dat doet Hij! – in de diepste zeeën (Psalm 135:6)

God is te groot om ruzie mee te maken of voor weg te lopen!

Jona ziet wellicht nog een glimp van de vis, maar als landrot weet hij hem natuurlijk niet te benoemen.
De grote vis is symbool van de dood; Jona wordt verslonden; drie dagen en nachten – dat allemaal wijst op dood in plaats van redding! Het grootste wonder is dat de vis Jona levend weer uitspuwt – op het land (niet in zee!).
De vis kotst Jona uit (het gebruikte woord in het OT alleen in die betekenis).

Achtergrond Jona 3

Humor: Het onverhoopte succes van zijn oordeelsprofetie.
De vrome geloofsbelijdenis, die een verwijt is aan God!
Jona spreekt slechts een korte boodschap uit, geen donderpreek. Wellicht als opdracht van de Heer, misschien ook, omdat hij bang is dat anders de mensen werkelijk tot bekering zullen komen.
Nineve wordt door Nahum beschreven als “de bloedstad, louter leugen, vol van verscheuring, zonder ophouden rovend.” Nahum 3:1.
Extra toevoeging: Jona gebruikt een sjofaar om aandacht te trekken.

Karakteristieke elementen:
God roept Jona opnieuw – teken van genade! De weg door de dood wordt tot toerusting voor de dienst aan de Heer.
God geeft Jona de boodschap zelf door! Schrijft die zelfs voor, zodat Jona in gehoorzaamheid aan God er niet onderuit kan. Invulling: Jona zegt geen woord meer dan nodig! Een korte boodschap, niks meer!
Met de grond gelijk maken – verwijzing naar Sodom en Gomorra (1.000 jaar eerder!)
Heeft Jona de boetedoening waargenomen? Waarschijnlijk wel, bijvoorbeeld op de terugweg – daar maakt hij zich juist zorgen over. N.B. de inwoners vragen Jona niks! Ze hebben niet met de profeet te doen, maar met God!
Koninklijke opdracht tot rouwen en vasten (Jom Kippur!), dieren doen ook mee! Het oordeel van de zondvloed was gekomen omdat de hele schepping haar weg had verdraaid, dus moet nu de schepping ook meedoen. Er bestaat nog steeds een “heuvel van de rouw” waar eerst een afgodentempel stond, die door de inwoners werd verwoest in hun angst voor God. Het graf van Jona wordt op dezelfde heuvel vereerd. Wanneer men als Islamiet 7 x de bedevaart naar Jona’s graf heeft gemaakt staat dat gelijk aan een bedevaart naar Mekka!
N.B De Ninevieten verstaan Jona! Misschien heeft hij gebrekkig hun taal gesproken of door de Geest zelfs vloeiend!
N.B. Er zijn geen voorwaarden in deze boodschap die (mits voldaan) de straf kunnen keren. Er is alleen maar tijd! Tijd om tot ommekeer te komen. In drie stappen:
1. De inwoners aanvaarden de boodschap en het oordeel als een betrouwbaar woord.
2. Ze wenden zich af van de gewelddadigheden.
3. Ze roepen tot God.
Berouw = geloven in wat God zegt, boete doen over kwade praktijken en geweld, roepen tot God. Alleen de afkeer van het kwaad telt mee in de ommekeer van Gods plannen.
Jona zou kunnen zeggen: Zo’n geloof heb ik in Israël niet gevonden. De koning van Israël verheft zich niet van zijn troon om in zak en as boete te doen!
Gods doel is om de boosheid van de stad uit te roeien. Berouw veroorzaakt dat.

Jona kan per gerucht gehoord hebben van het koninklijk bevel.

Vertelpunt? We horen Jona aan het einde van zijn boetetocht. Hij installeert zich en geeft commentaar op wat hij heeft waargenomen, waar hij bang voor is. De uitkomst van Gods beslissing komt in deel 4, dat houdt de spanning er een beetje in, bovendien voegt het de twee thema’s van de stad en de plant en Gods genade beter samen.

Achtergrond Jona 4.

Humor: De woede van Jona over de verdorde plant.
NB Het is niet de geschiedenis van Jona, maar van God met Jona: God heeft het eerste en het laatste woord! In het Jona boek komt de profeet niet tot een bevredigend antwoord op Gods vraag.
Jona wil wel onschuldigen laten sterven, de zeelui niet! En God evenmin!
Jona verwijt God zijn genade! De centrale geloofsopvatting van Israël gebruikt hij als verwijt tegen God.
Wanneer God ook een goddeloze stad als Nineve genadig is, waarvoor zou je je dan nog inspannen? Wat voor verschil is er tussen goed en slecht handelen? Het is zinloos God te dienen.
Jona ‘s boodschap is tot een lachertje gemaakt! God voert het woord van zijn profeet niet uit – volgens de regels van de wet hoef je je dan van zo’n profeet niks aan te trekken!
Jona wil liever dood. Elia ook, omdat Israël niet luisterde, Jona om dat Nineve wel luistert. Overeenkomsten met Elia: 1 dagreis, de wens om te sterven, de bijzondere keer in de geschiedenis, 40 dagen door de woestijn, het gesprek met God.
Er zijn verschillende motieven voor Jona om te sterven: Zijn falen en afgang (!) als profeet, zelfmedelijden (hij praat meer over zichzelf dan over het wonder van de stad!) de dreigende straf over Israël, het waar worden van zijn oorspronkelijke angst dat God de heidenen genadig zal zijn, de ultieme (?) vlucht voor God in het schimmenrijk, waar men niks meer weet (hoewel hij zelf ervaren heeft, dat God hem zelfs vandaar kan oproepen!). Nu wil Jona wel dood. In de storm was hij bereid tot de dood vanwege de wanhopige zekerheid, dat hij God niet kon ontlopen. In de vis wilde hij graag weer leven. Nu is zijn leven zinloos geworden. De genade van God maakt de ijzeren logica van zonde en straf zinloos.
Waarover gaat de woede van Jona? Over het feit dat Nineve zich bekeert en God genadig is. Nineve krijgt geen straf. Wanneer dat wel het geval was geweest was Jona (Israël) aantoonbaar beter geweest. Nu is dat niet zo. De morele suprematie vervalt. Het keert zich zelfs om. Nineve is beter dan Israël en Jona – die lopen het gevaar, dat Gods straf nu op hun hoofden neerkomt. Alles staat in Jona s denken in termen van misdragingen en straf. Iemand moet de straf krijgen. Is het Nineve niet, dan is het Jona – de dood van de plant versterkt Jona ’s woede. Het is het begin van Gods straf in zijn beleven. De optiek van God is heel anders – gericht op boete genade en vergeving. Het kost grote moeite om Jona op dat denkspoor te brengen, het denkspoor van Gods barmhartigheid en geduld, zijn vreugde over mensen die zich bekeren. God is niet uit op de dood van de zondaar maar op zijn eeuwige leven. Uiteindelijk zet God daarvoor alles in wat Hij heeft. Jezus draagt inderdaad plaatsvervangend de straf voor de wereldstad die zich wil bekeren. Wanneer de stad dat niet doet wordt ze tot Babylon de hoer en tovenares.
De plant is waarschijnlijk een snel groeiende Ricinus, die ook snel weer verdort, maar meer en betere schaduw geeft dan zo’n tentje, loofhutje dat Jona gebouwd heeft of van plan was te bouwen.
Jona heeft er veel plezier aan – hij voelt zich meteen beter, niet vanwege Nineve en Gods goedheid, maar vanwege zijn eigen warme hoofd. Maar de reden van deze oppervlakkige vreugde verdort de volgende dag al.
God roept te voorschijn: De ricinus, de worm en de verschroeiende oosterwind.
Het effect: Zonnesteek en uitdroging door de wind maken Jona bijzonder zwak – hij wordt door de hitte bevangen en wenst te opnieuw sterven.
Deze woede van Jona komt met name voort uit zelfmedelijden. Hij heeft geen recht op de schaduw of op de plant – ze zijn beide van God en geen verdienste van Jona. ZO is ook Gods genade over Nineve uitsluitend Gods zaak. Wanneer Jona zijn woede als onterecht zou erkennen zou hij Gods genade over Nineve ook moeten aanvaarden.
Maar Jona is en blijft verschrikkelijk kwaad. Dat geeft God de gelegenheid de vergelijking ad majorem te trekken, die werkelijk onweerlegbaar is. Wat Jona ook zegt: God leert hem zijn les. Jona moet zijn kronkel redeneringen leren doorzien en afzweren.
Overigens is ook hier de ironie aanwezig. God noemt Jona ‘s woede medelijden met de plant – dat was het niet, het was medelijden met zichzelf. Hij had met die hele plant helemaal niks te doen, er ook niks voor gedaan. Het was een geschenk van God.

Tenslotte: God stelt Jona vragen. Hij legt hem zijn vragen voor over de terechtheid van zijn woede en over Gods recht om medelijden te hebben met zoveel nog onwetende mensen. Jona (Israël en wij) krijgt die vragen om over na te denken en te beantwoorden uit eigen overtuiging van de waarheid. God legt hem geen antwoorden op maar laat ze onweerlegbaar tevoorschijn komen.