David.
© Anne de Vries 1-9-2002.

Episode 1
David en Goliath.
Bijbellezing in de liturgie Psalm 33:16-22
Rolverdeling: Goliath door volwassene, leger van Israël door zondagsschoolkinderen; 1 van hen is David, een ander is Saul.
Opzet: Muziek, beelden, verteller, die begeleidende teksten leest.

Muziek
Voorlezer: Saul was koning over Israël. Hij was geroepen door God en gekozen door het volk. Eerst was hij een ware bevrijder, die gehoorzaam naar Gods wil handelde. Maar later werd hij eigenzinnig en trots en gehoorzaamde God niet meer zoals het moest. Daarop moest Samuël, de rechter en profeet van God, hem zeggen, dat God hem zijn koningschap zou afnemen en een andere koning zou aanstellen.
Muziek / beelden.
Voorlezer: En dat gebeurde ook. Samuël werd door God naar Isaï gestuurd in Bethlehem om in het geheim een nieuwe koning over Israël te zalven. Isaï had 8 zonen. Zeven ervan waren thuis toen Samuël kwam en ze zagen er allemaal koninklijk uit. Maar God koos hen niet – want God kijkt niet naar de buitenkant, maar naar wat binnen in een mens leeft. Tenslotte moest de jongste gehaald worden van achter de schapen.
Beelden / muziek.
Voorlezer: David was zijn naam en hij werd door Samuël gezalfd tot nieuwe koning.
Oorlogsmuziek als overgang
Voorlezer: De Filistijnen trokken hun legers samen en sloegen hun kamp op tussen Socho in Juda en Azeka in Efes-Dammim. Daarop mobiliseerde Saul zijn leger bij het Terebintendal. Het dal lag tussen beide kampen in, zodat de Filistijnen en de Israëlieten elkaar konden zien.

Toneel: leger van Israël verzamelt zich op 1 kant van podium – graag een videocamera, die de kinderen op het scherm laat zien!
Decor: Enige vorm van dekking, struiken of iets anders.
Muziek.
Voorlezer: Op een dag kwam Goliath, een kampvechter uit Gath, uit het Filistijnse kamp gelopen tot hij binnen gehoorsafstand van de Israëlitische troepen was. Hij was een reusachtige man met een lengte van bijna drie meter!
Muziek – onheilspellend
Voorlezer: Hij droeg een koperen helm, een koperen borstpantser van 55 kilo en koperen beenkappen. Ook had hij een koperen speer van enige centimeters dik bij zich. De speerpunt was van ijzer en woog ruim 6,5 kilo. Voor hem uit liep zijn wapenknecht met een reusachtig schild.
Toneel: Goliath komt tevoorschijn voorafgegaan door zijn wapenknecht (iemand van zondagsschool)
Voorlezer: Hij bleef staan en schreeuwde naar de Israëlieten:
Goliath: “Hebben jullie een heel leger nodig om hier te vechten? Ik vertegenwoordig de Filistijnen in mijn eentje! Kiezen jullie uit de mannen van Saul ook een vertegenwoordiger, dan zullen wij dit in een man-tegen-man gevecht uitvechten! Als jullie man erin slaagt mij te doden, zullen wij jullie slaven worden! Maar als ik hem dood, moeten jullie onze slaven worden! Ik daag de legers van Israël uit! Stuur mij een man die tegen mij wil vechten!”
Muziek – militaristisch geschetter.
Voorlezer: Op het horen van die woorden werden Saul en alle Israëlieten vreselijk bang.
Muziek die angst weergeeft + zichtbare reactie van het leger van Israël..
Voorlezer: Zo stelde de Filistijn zich veertig dagen lang elke ochtend en avond gevechtsklaar op.
Muziek als intermezzo.
Voorlezer: Geregeld ging David van Sauls hof terug naar Bethlehem om de schapen van zijn vader te hoeden. Op een keer zei Isaï tegen zijn zoon David: ‘Hier heb je ruim dertig kilo geroosterd graan en tien broden; breng die vlug naar je broers in het legerkamp en bezorg deze tien kazen bij de aanvoerder. Ga kijken hoe je broers het maken en neem van hen een levensteken mee terug. Ze zijn met Saul en alle soldaten van Israël in het Eikendal aan het vechten met de Filistijnen.’ ‘s Morgens vroeg, nadat hij aan een ander het hoeden van de schapen had overgelaten, ging David op weg zoals Isaï hem had opgedragen.
Toneel: David komt uit de kerk naar het podium en speelt samen met het leger de reacties die horen bij de volgende tekst..
Voorlezer: Hij kwam bij het kamp aan juist toen het leger onder het aanheffen van de strijdkreet de linies betrok. De Israëlieten en de Filistijnen stelden zich weer gevechtsklaar tegenover elkaar op. David gaf zijn last af bij de bewaker van de legerbagage en haastte zich naar de gevechtslinie. Daar aangekomen, vroeg hij zijn broers hoe ze het maakten. Hij was nog met ze aan het praten toen de Filistijnse kampvechter, Goliath uit Gat, weer uit de slagorden van de Filistijnen tevoorschijn kwam en even uitdagend sprak als altijd. Dat hoorde David. Toen de Israëlieten Goliath zagen, gingen ze allen hevig geschrokken op de vlucht.
Muzikaal intermezzo.
Voorlezer: David zei tegen Saul:
David: ‘We moeten om die Filistijn de moed niet verliezen. Ik zal met hem het gevecht aangaan.’
Saul: ‘Jij kunt onmogelijk met die Filistijn gaan vechten, je bent nog maar een jongen, hij echter is een geboren vechter.’
David: ‘Majesteit, ik ben herder geweest in dienst van mijn vader. Wanneer een leeuw of soms een beer een lam uit de kudde kwam roven, ging ik achter hem aan, sloeg hem neer en redde het lam uit zijn muil. En viel de leeuw mij aan, dan greep ik hem bij zijn baard en sloeg hem dood. Leeuwen en beren heb ik neergeslagen. Het zal die Filistijn net zo vergaan, want hij heeft de levende God uitgedaagd. De Heer heeft mij gered uit de greep van leeuwen en beren, hij zal mij ook redden uit de greep van de Filistijn.’
Saul: ‘Ga, de Heer zal je helpen.’
Toneel: Saul en David spelen wat de volgende tekst beschrijft.
Voorlezer: Toen hielp hij David in zijn wapenrusting; hij zette hem een bronzen helm op en deed hem een borstpantser aan. Tenslotte gordde David zijn zwaard over zijn uitrusting en probeerde te lopen, want hij was er niet in geoefend.
David: ‘Ik kan er niet in lopen, ik ben er niet in geoefend.’
Voorlezer: Hij trok alles weer uit, pakte zijn stok, zocht in de beek vijf gladde stenen uit en stopte ze in zijn herderstas. Toen ging hij met zijn slinger in de hand op de Filistijn af.
Muziek terwijl David zich gereed maakt; hij zoekt stenen in het gangpad van de kerkzaal – graag op scherm!
Voorlezer: Voorafgegaan door zijn schilddrager naderde de Filistijn David dichter en dichter.
Toneel – een paar passen is genoeg om voldoende ruimte te krijgen.
Voorlezer: Toen hij David van top tot teen opnam, kreeg hij minachting voor hem, omdat hij nog een jongen was met een blozend gezicht en een gaaf uiterlijk.
Goliath: ‘Ben ik soms een hond, dat je met een stok op mij afkomt?’ In naam van mijn goden – ik vervloek je! Kom maar op, dan zal ik je vlees aan de aasgieren en de roofdieren geven!’
David: ‘U komt op me af vertrouwend op zwaard, lans en kromzwaard, maar ik kom op u af vertrouwend op de almachtige Heer, de God van Israël. U hebt hem uitgedaagd, maar op deze dag zal hij u in mijn macht geven.’
Voorlezer: Toen de Filistijn tot de aanval overging en al dichterbij kwam, snelde David op hem toe en ging tot de tegenaanval over. Hij stak zijn hand in de tas, nam er een steen uit, slingerde die weg en trof de Filistijn zo hard tegen het voorhoofd dat de steen erin doordrong en de Filistijn voorover op de grond viel.
Muziek en toneelspel, dat de tekst uitbeeldt – opnieuw graag op scherm.
Triomfantelijke muziek.
Toneel: Juichende Israëlieten, die Goliath in een doek verpakken en achter het toneel slepen.
Voorlezer: David overwon de Filistijn, hij won met slinger en steen; dodelijk trof hij de Filistijn, een zwaard had hij niet nodig.

Epiloog:
Saul is het vertrouwen in en van God kwijt. Hij staat daarom machteloos tegenover het brute geweld van Goliath – het voorbeeld van menselijke gewelddadigheid en arrogantie.
David heeft een ander houvast – het vaste vertrouwen op de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van Israël, die zwakke mensen helpt uit alle nood of dwars door alle nood heen.
In deze geschiedenis komen trekken van Jezus Christus tevoorschijn, die als Zoon van God alle macht achterwege liet en als mens onder de mensen kwam wonen. Hij deed dat om een veel vreselijker vijand te verslaan – de duivel, die de bron is van elk boosaardig geweld en alle haatdragende terreur.
Jezus versloeg de duivel niet met geweld, maar door zichzelf extreem zwak te maken en als offer aan te bieden. Zo werd hij gemarteld in de tijd van Pontius Pilatus, nu bijna 2000 jaar geleden en stierf hij doordat Romeinse soldaten hem vastspijkerden aan een kruishout op de heuvel Golgotha, vlak buiten Jeruzalem. De leiders van Israël waren daar gelukkig mee, want ze moesten van Jezus niets hebben.
Maar de overwinning komt van God – Hij deed Jezus op de derde dag opstaan uit het graf en tot eeuwig leven komen. De duivel en al zijn macht waren verslagen en de overwinning was voor Jezus en voor ieder die Hem volgt.
Dat betekent ook voor ons dezelfde route:
Overwinnen, niet door eigen kracht, sterkte of geweld, maar door ons leven aan Jezus te verbinden in geloof en doop. Wie dat doet wordt in Jezus overwinnaar over alle machten voor eeuwig.