Vermenigvuldiging als biotisch principe
Anne de Vries Gemeente Opbouw conferentie 2008

1. Inleiding
Meestal wordt erover gegniffeld bij pasgetrouwde stelletjes – “Gaat heen en vermenigvuldig u” (een enigszins verbasterd citaat uit de Statenvertaling!). Het lijkt ook in een tamelijk vol land een achterhaalde opdracht. Mijn grootmoeder Bouchie Bos kwam uit een gezin van 10 kinderen. Dat is niet meer algemeen gebruikelijk – een gemiddeld gezin bestaat uit 2,4 personen.

Geldt het wel voor kerken en gemeenten? Twee vragen: Moet dat? Lukt dat? Moet dat – is er al niet voldoende religie in de wereld, wil je per se iedereen Baptist maken? Lukt dat – terwijl de grote kerkgenootschappen meer mensen verliezen dan de evangelische wereld binnen kan halen en er elke maand 1 kerkgebouw wordt gesloten? In een samenleving waarin mensen een positiever beeld hebben over een sportclub dan over de kerk? Want in de kerk val je acuut in slaap – waarom bieden we dat eigenlijk niet als therapie aan voor mensen met slapeloosheid?
Het mag duidelijk zijn, dat in de gedachtegang van de Natuurlijke Gemeente Ontwikkeling (zie NCD) deze vragen niet zwaar wegen. De antwoorden zijn: het moet niet maar het gebeurt vanwege groeimechanismen die God geeft – en daarom kan het ook. Dat is op zich wel een geruststellende gedachte. Het hele denken hierover begint bij God, die schept, groeikracht geeft en vruchtbaar maakt. En vervolgens stelt het vragen over hoe wij daarmee handelen.
Vermenigvuldigen dus – in plaats van optellen.

2. Nu wordt het tijd om aan woorduitleg te doen.
a. Eerst maar eens over de term ‘biotisch’ – voor zover ik weet uitgevonden door br. Christian Schwarz. Hij bedoelt daarmee: volgens de groeiprincipes, die God in de schepping heeft vastgelegd. Het staat tegenover technocratisch – de manier van denken die uitgaat van de maakbaarheid van het leven. Technocratisch denken reduceert de werkelijkheid tot wat meetbaar is, biotisch houdt rekening met het netwerk van processen en de natuurlijke gang van zaken. Wie er meer over wil weten, kan de begrippen uitgelegd zien in vrijwel alle boeken van Schwarz (bijvoorbeeld Natuurlijke gemeenteontwikkeling, blz. 62-65)
Maar – vermenigvuldigen klinkt nogal technisch, wiskundig. Hoe werkt dat dan?
b. En dan nu een korte cursus rekenkunde: Over optellen en vermenigvuldigen en het verschil daartussen. Computerdeskundigen beweren dat het hetzelfde is. Dat mag voor computers misschien wel gelden, voor het dagelijkse (en geestelijke) leven is er echt een groot verschil. Voorbeeld: 2+2+2=6; 2x2x2=8. Of nog veel duidelijker: 2+2+2+2+2=10; 2x2x2x2x2=32. Denk aan het voorbeeld van iemand die beloond zou worden door een heel rijke koning. Hij vroeg de koning om een schaakbord (64 velden) en wilde graag op het eerste veld 1 graankorrel, en vervolgens op elke volgende het dubbele aantal. De koning ging er failliet aan! (2 tot de 64ste macht).
De conclusies: In beide gevallen komt er meer. Op korte termijn zie je niet veel verschil. Op lange termijn zijn de verschillen reusachtig – in het voordeel van vermenigvuldigen. (Wie niet zo rekenkundig is aangelegd, moet het maar geloven)
c. Binnen de uitleg van gemeenteopbouw maakt het eveneens een groot verschil of je optelt (vermeerdert) of vermenigvuldigt. We zijn als toegewijde christenen geneigd op te tellen: persoonlijk (ik kan nog wel iets meer doen), als kring of kleine groep (misschien kunnen we nog een paar mensen erbij krijgen), als gemeente (misschien kunnen we dit jaar nog wat verder groeien in ledental en financiën), als unie (op zoek naar aspirant leden). Allemaal heel eerbiedwaardig en passend – maar niet uitgaande van het principe van vermenigvuldiging.
Toegepast op al die gebieden komen we tot heel andere gedachten:
– persoonlijk (aan wie kan ik werk overdragen, zodat ik wat ik over houd beter kan doen?)
– als kring of kleine groep (hoe kunnen we een nieuwe kring of groep voortbrengen?)
– als gemeente (hoe kunnen we een nieuwe gemeente elders of op dezelfde plek beginnen?)
– als unie (hoe kunnen we gemeentestichting bevorderen en uitvoeren?)
Het is een andere manier van denken die veel verder reikt dan die van optellen of vermeerderen.

3. We moeten iets zeggen over de Bijbelse gegevens. In algemene zin kun je zeggen dat het rekenkundig onderscheid niet zo zichtbaar is in de woorden en begrippen die de Bijbel gebruikt. Maar wel wordt het zichtbaar in processen die in de Bijbel beschreven worden en gebruikt worden als beeld van de voortgang van Gods werk en groei van Gods koninkrijk.
Er zijn een aantal Hebreeuwse termen die in het OT gebruikt worden:
Parah – vruchtbaar zijn, vrucht voortbrengen; Rabah – veel zijn, veel worden. Bij deze en andere verwante begrippen is geen scherp onderscheid tussen vermeerderen en vermenigvuldigen.
Zo zijn er ook een aantal Griekse termen:
plèthunoo (vermeerderen, vol maken, groter doen worden);
auksanoo (groeien, vermeerderen, ‘veelvoudig’ vrucht geven) – wordt gebruikt om de groei van de schepping en met name de plantenwereld mee te beschrijven, waarbij zowel vermeerderen als vermenigvuldigen bedoeld wordt, vaak zonder een scherp onderscheid.
Andere verwante termen die in het NT gebruikt worden zijn:
karpon feroo (vrucht dragen), karpon poioo (vrucht voortbrengen – letterlijk: vrucht doen), karpoforeoo (vruchtdragen) karpoforos (vruchtbaar, vruchtdragend). Met name in deze woorden komt de vermenigvuldigingsfactor het duidelijkst naar voren. Planten brengen vrijwel altijd veel meer dan 1 vrucht voort, meestal tientallen of honderden, die weer voor nieuwe planten kunnen zorgen (als alles goed gaat met hen). Uiteindelijk is het effect enorm en onvergelijkbaar met de vermeerdering alleen van de oorspronkelijke plant.
Conclusie: rekenkundige tegenstellingen vinden we in de woorden van de bijbel niet zo terug. Dat betekent dat we moeten zoeken naar beschrijvingen of beelden of voorbeelden, die het verschil zichtbaar maken.

4. Voorbeelden van vermeerdering:
In de Bijbel zijn alle hierboven genoemde woorden gebruikt om vermeerdering aan te geven: groei van planten, bomen, het aantal mensen, van volken, van rijkdom, van macht, maar ook van zonde en slechtheid. Met name in de Oudtestamentische achtergrond van plèthunoo (vermeerderen, vol maken, groter doen worden) komen we ook het onderscheid tussen God en mensen tegen: Gods genade en goedheid staat in zijn overvloed tegenover de overmaat aan slechtheid en zonde van het menselijk geslacht. Dat er groei is, is duidelijk – nog steeds voortdurend zichtbaar in de schepping.
Voorbeelden van vermenigvuldiging:
Met name wanneer het niet meer gaat om enkelvoudige vermeerdering (optellen), maar er sprake is van explosieve groei kunnen we de patronen van vermenigvuldiging terug vonden op talloze plaatsen in de bijbel. De Statenvertaling gebruikte de term heel vaak.
a. Schepping: Bij de zaadvormende planten en bomen (Genesis 1:11,12) en bij de zeewezens en vogels (Genesis 1:20-22 ) geeft God hen de opdracht vruchtbaar en talrijk te worden: God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.’ Ook over de mensen zegt God hetzelfde (Genesis 1:28).
b. Aartsvaders: God geeft aan de 99-jarige Abraham de belofte van een enorm nakomelingschap uit hem en Sara, die onvruchtbaar is tot op dat moment (Genesis 17:2-8). Diezelfde belofte herhaalt God aan Isaak (vervulling na 20 jaar voorbede!) en Jakob (Genesis 28:13-15).
c. Israel in Egypte: In het eerste hoofdstuk van Exodus wordt beschreven dat het aantal nakomelingen van Jakob/Israel zo explosief steeg, dat de Farao er drastische maatregelen tegen nam, zonder succes overigens. (Exodus 1:7,10,12,13,20)
d. Mozes en Jetro: Een bijzonder voorbeeld van organisatorische vermenigvuldiging vinden we in Exodus 18:13-26, waar Jethro de schoonvader van Mozes hem aanraadt zijn vele taken als rechter te delegeren aan leiders over groepen van 10, 100 en 1000 mensen, die voor hem recht zouden spreken over minder ingewikkelde zaken. Met name in dit voorbeeld komt de kracht van de vermenigvuldiging sterk naar voren.
e. Het land Israel: In Leviticus 25:19 en andere teksten belooft God dat het land zelf zo vruchtbaar zal zijn, dat de Israëlieten onbekommerd het sabbatsjaar en het jubeljaar kunnen vieren, waarin ze niet mochten zaaien, zonder het risico te lopen te verhongeren.
f. Jezus en de 12 leerlingen: De Heer zendt enige tijd nadat Hij begonnen is met zijn verkondiging en genezingen de twaalf leerlingen uit om dezelfde boodschap te verkondigen en gezag te hebben over ziekte en demonen zoals Jezus zelf heeft (Matteüs 10:1-11:1 Marcus 6:7-13; Lucas 9:1-6,10,11) en later zendt Hij 72 volgelingen uit (Lucas 10:1-20). In plaats van dat Hij zelf de enige bron van verkondiging en macht is, schept Hij 12 bronnen en vermenigvuldigt Zijn bereik daarmee aanzienlijk.
g. Zaaier en graankorrel: In beide bekende gelijkenissen is de vermenigvuldigingsfactor duidelijk (Matteüs 13 en elders en Johannes 12:24) – 30 tot 100-voudig vrucht dragen is een enorme groeifactor. Vooral in de gelijkenis van de graankorrel wordt duidelijk hoe ingrijpend het proces is: de graankorrel moet niet dikker, sterker, groter worden maar sterven, waarna er dank zij de groeikracht die God geeft vele graankorrels uit voort komen.
h. Gemeente: De groeikracht van de gemeente uit het Nieuwe Testament was enorm (Handelingen 6:7 12:24 19:20) en wordt op vele plekken beschreven. Groei heeft plaats doordat het getuigenis van de ene gelovige vele mensen raakt en door de Geest overtuigt.
Zendingsbevel: De Heer draagt de leerlingen op vruchtbaar te zijn en alle volken tot Zijn volgelingen te maken; Hij heeft het hier tegen slechts 12 mensen en wat aanhang! (Matteüs 28:19; Marcus 16:15; Handelingen 1:8). Het is een opdracht die alleen maar kan gebeuren langs de weg van de vermenigvuldiging.
Dopelingen: Het aantal dopelingen van de eerste gemeente is bijna niet te overzien (Handelingen 2:41, 47). Het aantal volgelingen van Jezus stijgt in 1 dag van ongeveer 120 naar meer dan 3.000 en een tijd later naar 5.000. Velen geven gehoor aan het getuigenis van weinigen, doordat de Geest van God er overtuigende kracht aan verleent.
Gemeentestichting door vluchtelingen: De vermenigvuldiging van gemeenten laat even op zich wachten. Er zijn eerst een aantal nadrukkelijke duwtjes in de rug door de Heilige Geest nodig en vervolgens een vervolging van Saulus van Tarsis. Maar het effect is dat er door vluchtelingen zending gedaan wordt en dat er gemeenten gesticht worden, zoals ook tegenwoordig nog steeds door vluchtelingen gebeurt. (Handelingen 8:4,5; 11:19-22)
Zendingsreizen van Paulus: De beschrijving in Handelingen van de reizen van Paulus tonen een voortdurende vermenigvuldigingsfactor. Een paar mensen trekken rond en weten andere mensen door hun geloof tot Christus te brengen en overal nieuwe gemeenten te stichten, die op hun beurt weer mensen tot Christus brengen.
De conclusie uit al deze Bijbelgedeelten is duidelijk: God werkt met groei (vermeerdering) maar vooral met vermenigvuldiging. Gods Koninkrijk groeit doordat een kleine factor zich reusachtig vermenigvuldigt. Welke theologie levert ons dat op?

5. Theologie
De theologische betekenis van vermenigvuldiging snijdt ons de weg af van de zelfverheerlijking en richt alle aandacht op het offer dat nodig is en de oogst die het voortbrengt. Jezus Christus is zelf de ultieme vermenigvuldiging: Hij is de zelf graankorrel die sterft in de aarde en veel meer dan honderdvoudig vrucht voortbrengt. Doordat Hij zijn leven offert komen miljoenen mensen tot eeuwig leven door de Heilige Geest.
Volgelingen van Jezus kunnen deze wet van de graankorrel op geen enkele wijze negeren. Het gaat ongetwijfeld tegen onze menselijke aard in, die geneigd is om groter, sterker en beter te worden – een streven dat op zich positief is, maar ons vaak weerhoudt om werkelijk vruchtbaar te zijn voor Christus. Deze wet van vermenigvuldiging maakt dat we uitgedaagd worden ons leven te offeren aan Christus en Zijn werk. Uiteindelijk is niet langer onze eigen geestelijke groei de beslissende factor voor Christus’ zaak, maar onze bereidheid te vermenigvuldigen en de offers die daarbij horen te brengen. De oogst die daaruit voortkomt is reusachtig; wie zich richt op vermenigvuldiging ziet vele malen meer resultaat. Door de martelaren uit de kerkgeschiedenis is dit offerprincipe consequent in praktijk gebracht: Het bloed der martelaren is het zaad der kerk. Doordat ze bereid waren hun eigen leven te offeren in de navolging van Jezus kwamen er velen tot aanvaarding van het evangelie. Het is ongetwijfeld de bereidheid tot het offer van vermenigvuldiging geweest, die de explosieve groei van het christendom mee veroorzaakt heeft en dat ook vandaag nog steeds doet.

6. Praktische consequenties
Er zijn een aantal tendensen in onze tijd en in de evangelische beweging die sterk gericht zijn op optellen en vermeerderen. De individualistische manier van denken en leven richt alle aandacht op de persoon zelf. Zelfverwerkelijking en zelfrealisatie zijn kernbegrippen in het denken geworden. Als je daar niet in slaagt, is je leven zinloos geworden. Ook binnen de evangelische wereld komen we varianten hiervan tegen, waarbij alle tijd ingezet wordt tot persoonlijke groei in geloof en ervaring van zegeningen en van de kracht van God. Er zit een sterke consumerende inslag in deze manier van denken. Het veroorzaakt een grote groep kerkhoppers – mensen die van de ene belevenishype naar de andere trekken zonder zich te realiseren, dat ze wellicht zelf wel groeien in geestelijke zin, maar niet bijdragen aan de groei van Gods koninkrijk.

Op dezelfde wijze komen we de geslotenheid tegen in kringen en kleine groepen. Het is er allemaal zo geweldig intiem en warm en troostrijk dat er geen sprake kan zijn van het voortbrengen van een nieuwe kring. De kring zou zelf wel mogen groeien natuurlijk – maar niet teveel! Het proces dat zich vervolgens altijd afspeelt is het volgende: De kring gaat goed en groeit van 8 naar 12 mensen en vervolgens naar 16. Die komen een paar keer echt allemaal bij elkaar, daarna blijven er een aantal weg en tenslotte is de kring terug bij 8. Hoezo vermeerdering? Als de vermenigvuldiging was toegepast, waren er twee kringen geweest en was er een Bijbelse manier van denken beoefend, die buitengewoon zegenrijk voor Gods zaak geweest zou zijn.

Dezelfde voorbeelden kan ik aanleveren van gemeenten die alleen maar gericht zijn op eigen groei, zonder oog te hebben voor hun vermenigvuldigingspotentieel. Het instituut van Christiaan Schwarz heeft glashelder aangetoond dat megagemeentes veel minder effectief zijn in het winnen van volgelingen voor Jezus dan dwerggemeentes. Maar nee – we willen minstens een kerk met 600 leden en nog liever een van 6000 – dat is in elk geval efficiënter voor de dominee. Ook gemeenten moeten leren wat vermenigvuldiging betekent en welke offers er gebracht moeten worden.

Natuurlijk dwingt de wet van de graankorrel ons tot offers. Het lijkt wel of dit hele begrip van het offeren verdwenen is uit het geloofswoordenboek. Er is een overheersend geloofshedonisme (geloofsgenotzucht) dat me beangstigt: Als ik het maar fijn vind, als mijn groep maar warm is, als de gemeente maar geweldig kan lofprijzen, dan is Gods opdracht voltooid. Maar Gods woord daagt ons uit onszelf te offeren als graankorrels opdat het wonder van de vermenigvuldiging kan plaatshebben.
Natuurlijk is dat offeren – sterven – jezelf opgeven en de knusheid van je kring en de gezelligheid van ouwe vrienden onder elkaar in de gemeente. Elke nieuwe kring, elke nieuwe gemeente gesticht uit een bestaande betekent een offer, mensen loslaten, rouwgevoelens beleven, verdriet voelen. Om de hoop en verwachting dat wat we aan Christus offeren tot een rijke vermenigvuldiging wordt in zijn Rijk en door Zijn Geest.

Ook voor onze unie heeft dit grote betekenis. We zijn er niet als de plaatselijke gemeenten het allemaal goed doen, er niemand kwaad wegloopt en er meer gedoopt worden dan dat er doodgaan. Een van de speerpunten van de unie is gemeentestichting. Onze geloofsgemeenschap is gegroeid tot wat zij is doordat er de drang was om nieuwe gemeenten te stichten. Soms vanuit heel menselijke motieven, bijvoorbeeld om in de nieuwe woonplaats toch een geestelijk onderdak te hebben, als het kon in je eigen dialect. Ik doe daar niet moeilijk over en ik doe zeker niet schamper over de eerste zendingsactie van de gemeente in Jeruzalem, die pas begon uit noodzakelijke vlucht vanwege de vervolging en niet vanwege de zendingsdrang die de Geest toch echt wel in de gemeente had neergelegd. Dit speerpunt is belangrijker dan ooit in een samenleving die ontkerkelijkt. We kunnen de steden, woonwijken, dorpen en plaatsen niet laten bestaan zonder dat er voldoende plaatsen van samenkomst zijn voor Gods kinderen en voor allen die werkelijk heil willen vinden. Gemeentestichting is vermenigvuldiging.

7. Toepassing:
Dat is altijd het lastigste stuk van de preek. Maar het is ook de troost van elke prediker, dat de toepassing gedragen wordt door de Geest en door toegewijde volgelingen van Jezus, die bereid zijn te offeren om de zaak van Christus. Ik geef daarom een aantal terreinen aan die mogelijk tot toepassing zouden kunnen leiden:
– persoonlijk leven: hoe kan ik mijn leven zo inzetten, dat ik een vermenigvuldigingsfactor ben, wat kan ik overdragen aan iemand anders, wie kan ik vinden om dit of ander werk in Gods koninkrijk te doen in plaats van mij?
– Kring of kleine groep: op welke wijze kunnen we de groei van de kring zo bevorderen dat we tot het voortbrengen van een tweede kring kunnen komen? Hoe kunnen we deze wet van de graankorrel levend maken in de gedachten van de huidige en toekomstige kringleden?
– Hoe kunnen we als gemeente verantwoordelijkheid dragen voor woonwijken, dorpen, plaatsen, steden waar de gemeente van gelovigen niet bestaat? Wat moeten we daarvoor plannen en wat moeten we daarvoor opgeven? Wat kan Gods Koninkrijk ermee winnen? Hoeveel mensen zouden we meer kunnen bereiken?
– Unie: Hoe bevorderen we de bereidheid van gemeenten tot splitsing en gemeentestichting? Hoe zorgen we voor levensvatbare netwerken van gemeentestichtende gemeenten en mensen? Welke middelen zetten we in? Hoeveel geld hebben we ervoor over? Wanneer voeren we de spelregel van het geven van de tienden in?
Op al deze terreinen dagen het Woord en de Geest ons uit om op te staan uit onze comfortabele geestelijke stoel en zelf vermenigvuldigingsfactor te worden in navolging van onze Heer Jezus Christus.

Verwerking in groepen:

Bespreek het gehoorde aan de hand van volgende vragen of opdrachten:
a. Waarom is volgens u vermenigvuldigen belangrijker dan optellen?
b. Welke patronen van optellen/vermeerderen herkent u in uw directe omgeving?
c. Welke actuele voorbeelden van vermenigvuldiging in Gods Koninkrijk kent u bij ervaring?
d. Wat gaat u doen met de opdracht tot vermenigvuldiging? Welke toepassing gaat u bevorderen in uw gemeente? En wat kost dit?