Tweespraak openingsavond AV: groen en geel!
© tekst: Anne de Vries / Peet Wijchers
P (voorganger) en A (koster) ontmoeten elkaar bij de microfoon op het podium.
P: (Kijkt verbijsterd naar het publiek) Ben ik hier wel goed bij zo’n volle bak?
A: Ja, hoor eens, dit is geen thuiswedstrijd – en ze komen niet voor ons hoor! En ik kan je dit wel zeggen: Ik ga bij het Leger des Heils!
P: Wat zeg je me nou?
A: Daar dragen ze tenminste allemaal gelijke kleren!
P: Hoe kom je daar nou bij – heb je last van je ogen?
A: Ja, het wordt me groen en geel voor ogen!
P: Waar heb je het over?
A: Over die beroemde veelkleurigheid, waar jij zo vaak over preekt – en zo lang!
P: Ja, dat weet ik nou wel – wat is er mis dan?
A: Toen ik dit kostersbaantje van mijn pa overnam was alles nog simpel. Sommige Baptisten zaten in het bestuur, sommigen hoorden bij een club, sommigen zaten in de kerk. Er waren een paar rustige pinksterbloemen, wat ouwe bijbelkenners, een aantal maranathamensen en een grote meute aan doodgewone Baptisten. Duidelijk en simpel. Zeg maar – een paar kleuren. Maar nu worden we straks overspoeld door wel 30 kleuren!
P: Hoe kom je daar zo bij?
A: Het wordt me gewoon veel te veel – al die cursussen en huiskringen – onze keuken moet erom verbouwd worden, weet je dat wel!
P: Thuis?
A: Nee in de kerk – al die alphalui komen uitgehongerd om 7 uur aanwaaien, dan moet er warm gegeten worden. Er komt dus een kookploeg levensgevaarlijk pollepels en messen zwaaien. Dan moet er ook afgewassen worden. Dus moet er een afwasmachine komen. Dus moet de hele keuken opgebroken worden! Nou, mooie boel.
P: Ja, maar het is toch schitterend – jouw eigen kinderen hebben zich opgegeven voor de Alphacursus en je vrouw (hebben ze de doop nog niet aangevraagd?)
A: Ja, wrijf het er maar in, dat ik een bedreigde minderheid in mijn eigen gezin ben geworden! Het is al erg genoeg, dat een stel malloten zo nodig een eigen bundel moest uitgeven, terwijl we Opwekking al hadden. Ik zoek me wezenloos naar de goeie nummers, weet je dat? En dan zijn we niet klaar met alleen de Alphatoestand – nee, er komt dan vanzelf een cursus aansteekbaar christen en een gavencursus, dan komen er huiscirkels of hoe heet dat, kringen (ja, op de vloerbedekking van de gemorste koffie).
P: Maar dat is allemaal toch geweldig! Mensen kunnen over hun geloof praten, iedereen kan een goeie plek vinden.
A: Ja en je krijgt er 20 kleine gemeenten bij in je eigen gemeente – de een wordt pinksterachtig, de ander een minivergadering van gelovigen, de derde is voor de derde wereld, de 4e wordt feministisch en ga zo maar door – Ik ga naar het Leger des Heils!
P: Maar daar doen ze ook aan gemeenteopbouw!
A: Ik weet nog iets beters – ik ga naar het klooster!
P: Met het Alphaweekend?
A: Nee, om in te treden – hebben ze allemaal dezelfde kriebeljurken aan en dezelfde liturgie. Hoef ik tenminste in de kerk niet een geestelijke zonnebril op te zetten; wordt het me niet groen en geel voor ogen.
P: Maar ho nou eens even – draaf je niet teveel door? Volgens mij heb jij niet zoveel moeite met de veelkleurigheid, maar met de drukte van de verandering – is dat zo.
A: Ja, nou, ik kan het allemaal praktisch niet volgen, mijn hele routine loopt in de war.
P: Maar veelkleurigheid zelf vind je prachtig, of niet soms?
A: Hoe kom je daar bij?
P: Nou jij doet toch de bloemen in de kerk? Elke zondag van die schitterende boeketten, veelkleurig, prachtig in een vaas…
A: Ja, bloemen – da’s een makkie, maar mensen?
P: Geen probleem, allemaal in ’t zelfde doopwater!
A: Ja en dan? Ze blijven wel verschillend hoor!
P: Maar toch zeggen ze allemaal hetzelfde. Het vertrekpunt is voor iedereen dat ze in Jezus’ dood en opstanding de voedingsbodem hebben gevonden voor hun veelkleurigheid!
A: Mag een grijze bloem ook? (met een zucht) O.K., ik blijf wel in ’t boeket!