Martha van Bethanië.
© Anne de Vries
(Martha komt op bij het gesloten graf op stille zaterdag in oosterse kleding etc.)

Daar ligt Jezus nou.

Ik kon het niet nalaten even te komen kijken. Vanuit mijn dorp Bethanië is het net te doen op de sabbat om hiernaartoe te lopen. De soldaten lieten me toe in de graftuin. En hier ligt Jezus nou zelf.

Een tijdje terug stonden we ook bij een graf, dat van mijn broer Lazarus. Hij was erg ziek en stierf. Jezus was aan de overkant van de Jordaan en kon ons niet helpen. We waren zo wanhopig, toen we zagen dat onze broer lag te sterven! “Was Jezus maar hier!” zeiden we “dan zou Hij Lazarus beter maken. Hij heeft zoveel mensen genezen, Hij zou zeker zijn vriend niet in de steek laten.”
We stuurden Jezus een boodschap, hoewel we wisten, dat Jeruzalem gevaarlijk voor Hem was. Maar Hij kwam niet. Dat begreep ik niet – Hij liet Lazarus zomaar doodgaan. We hadden wel heel veel hulp bij de begrafenis van allemaal vrienden, maar Jezus was er niet.

Toen kwam Hij tenslotte – toen Lazarus al 4 dagen dood was! Ik ging Hem tegemoet en zei: “Heer, als U hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn!” Toch had ik vertrouwen in zijn macht en zei ook: “Maar ook nu weet ik dat God U alles geven zal waar u Hem om vraagt.”

Jezus zei tegen mij: “Je broer zal opstaan uit de dood.”
Ik zei: “Ik weet dat Hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag.”
Toen zei Jezus iets heel indrukwekkends: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook al sterft hij; en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit meer sterven. Geloof je dat?”
Ik gaf antwoord uit het diepst van mijn hart: “Ja Heer! Ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, Hij die in de wereld zou komen.”

Toen haalde ik mijn zuster Maria erbij. Iedereen was erg overstuur – Jezus ook. Hij vroeg waar we Lazarus neergelegd hadden. Iedereen dromde om Hem heen; sommigen fluisterden: Hij heeft toch blinden genezen? Had Hij de dood van Lazarus niet kunnen voorkomen?
Toen ergerde Jezus zich, Hij ging naar de grote steen voor het graf en zei: “Haal die steen weg!” Ik riep: “Heer, er hangt al een lijklucht, het is al de vierde dag!”
Toen zei Jezus: “Heb Ik je niet gezegd, dat je de glorie van God zult zien als je gelooft?”
Toen bad Hij tot God en riep daarna: “Lazarus kom naar buiten!”
En mijn broer kwam naar buiten! Nog in de doeken van de begrafenis. Iedereen was verbijsterd, mensen staarden met uitpuilende ogen naar Lazarus. Wij waren zo gelukkig! Wie renden naar hem toe en ook alle anderen kwamen erbij staan.
“Maak hem los en laat hem gaan!” zei Jezus.

En nou ligt Hijzelf hier. Wie maakt Hem los? Wie zegt: “Jezus, kom naar buiten?” Wie roept Hem uit de doden?
Ik niet, Lazarus niet, niemand van ons. Dat kan alleen God.
Maar zal God het ook doen? Is Jezus werkelijk de opstanding en het leven? Wat bedoelde Hij daarmee? De opstanding voor anderen? En voor zichzelf?
Dit is een bitter moment – ik ben zo vreselijk verdrietig. Ik weet niet wat ik moet denken of zeggen. Houdt alles hier op? (Kijkt omhoog)
God – waar bent U? Doet U er wat aan? (wacht een tijdje) Hij zwijgt. Ik hou mijn mond ook maar en ga maar weer aan het werk. En toch …
(gaat weg en kijkt nog eens achterom, schudt haar hoofd en verdwijnt)