Soms lijkt het er wel op dat dit het enige is waar we het over eens zijn. Het is in elk geval hét onderwerp waar alle Baptisten gemakkelijk langdurig over praten, over de ervaring, de overwegingen, de details, de anekdotes (het is verleidelijk om er wat te vertellen …), de dienst, de preek, de liederen enzovoort. Het is het symbool, dat ons het meest grondig samenbindt, sterker nog dan het avondmaal (volgende artikel). Want het avondmaal wordt niet door ieder gemeentelid gevierd, maar de doop is wel door ieder gemeentelid ondergaan.
Nou is het niet zo, dat er geen debatjes zijn over de grenslijnen, over een minimum leeftijd bijvoorbeeld en een enkele keer over de vorm, of het desnoods ook met wat minder water nog geldig is. Maar grotendeels is er eenheid over de betekenis van de doop en de vorm ervan. De betekenis ligt in het getuigenis van het geloof van de dopeling zelf. Hoe indrukwekkend ook het getuigenis mag zijn van de ouders, de familie, de dominee en de gemeente, dat is allemaal niet beslissend. Beslissend is de persoonlijk keuze voor Christus, die zichtbaar en hoorbaar wordt door met Hem te sterven en op te staan door het watergraf heen en na belijdenis van geloof.

Vorm en opdracht.
De vorm is afgeleid van de Joodse wassing zodat de dopeling cultisch rein wordt. Het Oude en Nieuwe Testament verwijzen er talloze malen naar en het lijdt geen twijfel, dat de doop van Johannes en die van de christengemeente deze basis hadden.
Er mag ook geen twijfel over bestaan, dat de Heer een aantal zaken aan zijn leerlingen heeft opgedragen. Daaronder valt ook de doop. De volgelingen van de Heer krijgen in Matteüs 28 de opdracht te dopen. Elke nieuwtestamentische gemeente heeft die opdracht. We kunnen de doop dus niet afdoen als een Baptisten eigenaardigheid of hobby of stokpaard – we ervaren het als een opdracht van de Heer. De gemeente van de Heer is gehouden die opdracht uit te voeren. Wij doen het op zijn gezag en in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Soms hoor ik wel eens mensen praten over de doop alsof dat uitsluitend een zaak van innerlijke behoefte is, facultatief als het ware. Het doet mij altijd denken aan een bepaald sterspotje (ik ga hier niet uitleggen waar dat over gaat), waarbij een meisje, happend uit een grote zak popcorn zegt: Dat kun je allemaal doen … als je dat wilt … het hoeft niet! Nou, het hoeft dus wel! Want Jezus gebiedt het en wij hebben het uit te voeren. Het is niet facultatief, zoals sommige hedendaagse schriftkenners wel willen beweren, alsof het Matteüs evangelie niet voor de gemeente van nu geschreven is en de opdracht van Jezus dus niet voor de mensen van nu verplichtend is. Wie zo denkt en spreekt, doet af aan de kracht en de eenheid van de Schrift.
De doop is een opdracht voor de gemeente van Christus. Maar ook voor de individuele gelovige! Hoeveel gewicht we ook willen hechten aan allerlei belemmerende factoren, hoezeer we ook willen laten meewegen wat de kerkgeschiedenis aan verwarring gebracht heeft, hoezeer we ook graag iedereen ter wille willen zijn – we kunnen niet verdoezelen, dat Petrus in Handelingen 2 zegt, wat de hoorders moeten doen: Zich bekeren, zich laten dopen in Jezus’ naam en zich afkeren van een goddeloos geslacht. Dat is niet facultatief, maar een directe opdracht van de Geest, die het Petrus laat zeggen. Wie zich daaraan met menselijke argumenten of met het verknippen van de Schrift denkt te kunnen onttrekken heeft het mis – het woord van de Heer gaat voor.
Volgens mij zijn de Baptisten het daar ook over eens. Grensdebatjes zullen er voortdurend zijn, maar die versterken alleen maar de binnenste kern waar we het over eens zijn, de doop van gelovigen.